Blauwdruk?

De vrienden en meer mensen rondom me praten af en toe over: ga jij jouw begrafenis op voorhand orchestreren?

Ik zeg dan: Nee hoor. Mijn kinderen doen dat sowieso alleen op de voor hun juiste manier en ik moet daar geen hand meer in hebben. Ze moeten potjandorie nog mijn tjokvolle huis leeghalen en vinden dan ook nog ergens op zolder hun ‘herinneringsdozen’. En liefdevolle berichten in mijn vele boeken. Kriebels en berichten op onverwachte hoeken. Want overal schrijf ik gedachten neer over hen omdat zij, nu ja, mijn ik zijn.

Laat hen maar beslissen hoe en wat.

Anderen denken daar anders over. En dat is goed.

Mijn jongens weten best dat Bach mijn held is. En Nick Drake. En Ennio Morricone.

Oej. Dat wordt ingewikkeld, misschien?

Hoe zoek je een blauwdruk van de muziek van een geliefde overledene?

Het is zeer eenvoudig. Door naar die geliefde te luisteren tijdens wanneer die nog leeft.

Daarom: neem je kinderen mee naar concerten.

Dat heb ik wel gedaan.

We reden met een tjokvolle auto naar Paul Simon, Bob Dylan, John Zorn en consoorten.

Op een terugreis van een GOA-festival in Hongarije sliep iedereen (een pakje jongelui) in de auto, behalve mijn jongste, Andreas die me wilde behoeden voor een dip. Op een obscure Duitse radiozender hoorden we ‘My little town’ en dat betoverde die rit voor de rest van ons leven.

Doe maar, kleine, jij kent me het best. En ik jou ook. Denk ik.

Dag vreemde man

Ze was er altijd, in mijn jeugd, de zangeres van ‘je bent gevierd en populair’ want ze was een kind van de zus van onze grootmoeder en ze wilde nièt optreden op onze schoolfeestjes op het onnozele Kiel.

Maar ze zong als een ‘Vlaamse Piaf’ zei ons bomma. En ze gaf ons van die geweldige singletjes met een boodschap in zwarte stift op de plastieken hoes. (morgen efkes naar de zolder gaan! niet vergeten. die zitten geplet tussen Adamo en Zager en Evans).

Ze zong. Ze straalde en droeg prachtige jurken van Ann Salens en ze had geföhnde blonde haren zoals het toen helemaal hoorde.

Ik bewonderde haar en zelfs nu doe ik dat nog want ik zou later zingen zoals zij het deed.

Ik zong alleen in een kerkkoor en af en toe ook een solo maar op de muziekschool bleek dat het echt geen succes zou worden met ‘mijn wilgenfluitje’.

Dan maar naar de vulpen gehold en naar de geschiedenis die er toch altijd ongevraagd is.

Ik bekeek enkele van haar bewaarde video’s en ik vind haar na al die jaren nog steeds geweldig. Christianneke, zoals de bomma haar noemde, was een artieste pur sang. Ziek geworden zoals ikzelf, gegrepen door een foute kanker, maar ik had het geluk dat ik veel later behandeld werd.

Ik kan geen woorden richten tot een overledene.

Tenzij: ik ben jou nooit vergeten.

Ik vergeet jou nooit.

Ooit danste ik in Singapore met een Waals meisje met de naam Christy Ann op een afterparty van Elton John. Ze dwong me tijdens onze wild opzweepende queeste op de dansvloer tot een herkenning van de Schotten zonder je-weet-wel-wat (ze noemde hen niet niet les sans-culottes maar les hommes jupés) en toen ik gewillig mee deed, vertrouwde ze me toe dat ze haar naam aan jou te danken had. Leve België.

En ook: bedankt dat je me in die lang vervlogen jaren zeventig van de vorige eeuw de weg wees naar de winkel van Ann Salens in de Wolstraat in Antwerpen. Ik heb jàrenlang gestraald in een hemelsblauw en driedubbel gelaagd zijden kleedje met gehaakte halsrand uit de solden van die zaak. Ze lachte zo stralend en lief toen ze het waarschijnlijk met verlies aan mij verkocht. En ik scoorde er mee.

Jij blijft scoren.

Et moi, vraiment je t’aime.

Is het beter om niet gek te zijn?

Je denkt. Je denkt je dingen te verbeelden. Je verbeeldt je misschien wel dingen.

Je begint te twijfelen.

Je start met een soort van een onderzoek bij vertrouwelingen.

Dan twijfel je opnieuw, uiteraard. Want is dit wel helemaal kosher, dit krabbelen, dit korrelen, dit clandestien zoeken naar eventuele antwoorden op vragen die wellicht niet eens aan de orde zijn?

Want als het antwoord ‘neen’ luidt, ben je gek.

Maar is dit wel wat je wil? Niet gek zijn?

Stel, namelijk: Je ondervindt dat er rare dingen gebeuren die je niet echt gelukkig maken. Maar die dingen gebeuren ook in een compleet ‘normale’ realiteit die je momenteel alleen een beetje vreemd in de mond smaakt. Ga je dan verder in je onderzoek naar? Want bij een eventuele beaming van je vermoeden ga jij er compleet als een gek uit komen.

Uiteindelijk gaat het alleen maar om de waarheid en nooit om de perceptie ervan.

Als de waarheid zijn bel laat rinkelen en jij de nar op het dorpsplein blijkt te zijn, ben je alleen maar de nar op het dorpsplein.

Niets meer. Maar ook niets minder.

De waarheid dus. Het is nooit beter om niet gek te zijn. Zelfs al loopt de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.

Een film en een herkenning.

Er was een filmavond, vanavond op Canvas en de eerste van de reeks was ‘Our friend’ en de herkenning was volledig want ook ik was tientallen jaren geleden een mogelijk terminale kankerpatiënt met kinderen in mijn directe buurt.

Ik schreef brieven voor hen.

Voor hun achttiende verjaardag. Hun eenentwintigste. Hun trouwdag. Hun dagen. Hun kinderen.

Ik heb geweend vanavond. Want zo’n brieven schrijf je nooit zonder compleet intense pijn. Of zonder ze ooit te vergeten.

Wat willen we? Onze kinderen zien opgroeien. Hen liefhebben. Hun kinderen liefhebben. Naar hen kijken en glimlachen.

Ik heb het nog mogen meemaken.

Toen ik mijn laatste chemosessie moest gaan ‘halen’, in dat vervloekte jaar in de vorige eeuw, deed mijn baby van 6 de dag nadien zijn ‘Eerste Communie’. Ik weigerde om in de auto te stappen, wetende dat de verschrikkelijke behandeling al mijn energie zou wegnemen. Ik kocht enkele dagen daarvoor een fantastische outfit van Kaat Tilley, beet op àl mijn tanden, ik brushte mijn uitgedunde haren tot een waanzinnig volume en probeerde te stralen als een echte moeder.

Ik straalde.

Voor mijn baby.

De brieven waren geschreven maar ik bleef leven.

Zo gaat dat soms: de dood wacht, wenkt en lonkt, maar soms kan je voorlopig verschalken.

De brieven mogen voorlopig verwelken want ik kon verschalken.

Ik schreef ooit nog brieven voor hen, jaren later: wegens een hopeloze depressie. Toen kwam Marleen weer langs, zoals wel vaker op een vrijdagavond en zij zag die brieven staan. Ze zei: ‘En wat is dàt???? Als je uit het leven stapt, kom ik tegen je lijk stampen!’

Dààr moest ik onverwacht zeer enorm en hard om lachen en ZIJ heeft me toen zonder twijfel gered.

Tja, humor is de allerbeste saus, hoe zwart ze ook mag klinken.