Vanochtend ben ik op stap geweest. In de stad. Met Sol. Nochtans zat ik gewoon thuis te proberen om de krant te lezen. Maar dat was buiten mijn kleinzoon gerekend, want ik kreeg de boodschap van mijn schone dochter omstreeks tien uur, dat hij alles had ingepakt: een schaar én Dikkie Dik. En dat hij weg was naar de stad met de Pussa en hij kwam straks terug. Tot volgende week mama!
Wat kon er ons nog voor ergs overkomen, nu hij de touwtjes stevig in handen had? En nu zijn begrip van tijd een heel eigen weg aflegt in het nu en het later en het weekend en, niet te vergeten: de vakantie! Hij wist ook precies te vertellen wat we in de horecaloze stad zouden gaan doen: kaassoep eten en pikante saus!
Waar haalt die kleine wurm het vandaan, dat wij, de meester popcornknakkers, iets te eten zullen vinden dat hij niet eens kent? Hoe heerlijk is het om op een miezerige zaterdagochtend op een schoteltje gedresseerd te krijgen wat er omgaat in de fantasie van wie je het meeste mist op de hele wereld? En dat je daar zelf deel van uitmaakt?
Zeer heerlijk.
Het begint weer fameus te spannen, dat gemis. De mazen van mijn buiten-net slibben dicht. Het vele getelefoneer, gefilosofeer en flauw gebakeljauw heeft in het kussen van mijn leesfauteuil al brandgaten geschroeid. Ik heb al een hele middag naar Netflix gekeken. Onnozeler moet het echt niet worden.
Of toch?
Als ik, met al mijn kookboeken in gedachten, uiteindelijk moet gaan rondzwerven op zoek naar een bordje kaassoep met pikante saus: heb ik dan eindelijk mijn plek verdiend in een ongeschreven verhaal van Lewis Carroll? Komt er nog een konijn op het toneel gesprongen of draagt de hartenkoningin me rechtstreeks naar het moment dat ik Sol weer onbekommerd in de armen kan sluiten?
Ik val in een diep gat en word wakker in mijn droom. Sol fluistert me zachtjes in de oren: ‘Pussa, je kaassoep is de beste. Maar ik houd niet zo van pikant. Gaan we popcorn knallen?’